L-Carnitine

  • L-Carnitine speelt een essentiële rol bij de omzetting van vetzuren in metabole energie. Het is de enige stof die langketenige vetzuren over de binnenste mitochondrionmembraan de mitochondria binnen kan brengen, waar ze verbrand worden (bèta-oxidatie ondergaan). Dit is met name van belang in organen zoals bijvoorbeeld het hart, die voor hun energievoorziening sterk afhankelijk zijn van bèta-oxidatie en vetverbranding. Omgekeerd transporteert L-carnitine de stofwisselingsproducten van de citroenzuurcyclus weer het mitochondrion uit en terug het cytoplasma in. Bij mensen die dagelijks veel energie verbruiken, zoals bij zware lichamelijke arbeid, sport e.d. verhoogt carnitine de energieproductie in de spiercellen en verbetert het de zuurstofopname. Het remt de vorming en bevordert de verwijdering van melkzuur en heeft een anti-vermoeidheids effect in geval van zuurstofgebrek in de weefsels o.a. als gevolg van langdurige spierarbeid. L-Carnitine wordt ook gebruikt bij gebrek aan energie en uitputting door ziekte. Zware inspanning heeft echter wel een verhoogde afbraak van L-carnitine tot gevolg. Marathonlopers scheiden sterk verhoogde hoeveelheden L-carnitine uit via zweet en urine, wat de eigen voorraden kan doen uitputten en het herstel vertragen. Bij ongetrainde individuen heeft L-carnitine een significante verbetering van de prestaties tot gevolg, vergelijkbaar met de effecten van training. Omgekeerd verhoogt training de L-carnitineniveaus in de spieren.

    Omdat ook sperma grotendeels van vetverbranding afhankelijk is, is L-carnitine is ook van groot belang voor de kwaliteit van het sperma.

    L-Carnitine is ook betrokken bij de productie van energie uit ketonlichamen, pyruvaat en/of aminozuren (inclusief de vertakte keten aminozuren). Het heeft eveneens een beschermend effect tegen ammoniak-vergiftiging, doordat het inbouw van ammoniak in ureum bevordert.

    Omdat L-carnitine vrijwel uitsluitend in dierlijke producten voorkomt (carnis = vlees), en een vegetarische voeding vaak ook arm is aan de bouwstenen van L-carnitine (lysine en methionine) kunnen deficiënties ontstaan bij pure vegetariërs.

    L-Carnitine wordt verder al vijftien jaar toegevoegd aan zuigelingenvoeding wat het belang en de veiligheid van dit nutriënt nog eens onderstreept.
    • chronische vermoeidheid
    • zwakte
    • anaerobisme en lactaatophoping
    • hartaandoeningen (zwakte, ritmestoornissen)
    • angina pectoris
    • hypercholesterolemie
    • hypertensie
    • claudicatio intermittens
    • leveraandoeningen
    • nieraandoeningen
    • diabetes
    • onvruchtbaarheid (man)
    • obesitas
    • spierdystrofie
    • prestatieverbetering (o.a. sport)
    • zwangerschap en zuigelingenperiode
    • vegetarisme
  • In de aanbevolen doseringen van L-carnitine zijn geen contra-indicaties bekend. Inname tijdens de zwangerschap levert geen problemen op, en is juist aan te raden omdat het langs verschillende wegen bijdraagt aan het welzijn van moeder en kind.
  • Voor zover bekend veroorzaakt L-Carnitine in de aangegeven dosering geen bijwerkingen.
  • Er zijn een aantal interacties bekend van medicijnen met L-carnitine. Een aantal bekende anti-epileptica (bijvoorbeeld fenobarbital, fenitoïne, carbamazepine) hebben een sterk verlagend effect op de L-carnitinespiegels. Ook andere interacties met reguliere of natuurgeneesmiddelen zijn mogelijk. Raadpleeg hiervoor een deskundige.
  • Dagelijks circa 400 mg L-carnitine een half uur voor de maaltijd met water innemen.

    L-Carnitine kan beter niet tegelijk met eiwitten worden ingenomen, omdat de gelijktijdige aanwezigheid van grote hoeveelheden andere aminozuren de absorptie van L-carnitine hinderen kan. Het is niet raadzaam L-carnitine ’s avonds in te nemen, omdat de waakzaamheid en activiteitsdrang die het met zich mee kan brengen de nachtrust mogelijk kan storen. In relatie tot trainingen of belangrijke wedstrijden wordt aangeraden om L-carnitine ongeveer twee uur van tevoren in te nemen.

  • Om naast aanvulling van tekorten ook de eigen biosynthese (met name in lever en nieren) van L-carnitine te stimuleren is het raadzaam ook te supplementeren met de bouwstenen van L-carnitine (de aminozuren L-lysine en L-methionine), evenals met de cofactoren bij de synthese (niacine, vitamine B6, vitamine C magnesium en ijzer). Behalve met de bovengenoemde nutriënten kan in deze behoefte het best worden voorzien door een basissuppletie van een goede multi en vitamine C.
    1. Arrigoni-Martelli E, Caso V. Carnitine protects mitochondria and removes toxic acyls from xenobiotics. Drugs Exp Clin Res. 2001;27(1):27-49.
    2. Atar D, Spiess M, Mandinova A et al. Carnitine--from cellular mechanisms to potential clinical applications in heart disease. Eur J Clin Invest. 1997 Dec;27(12):973-6.
    3. Bacurau RF, Navarro F, Bassit RA et al. Does exercise training interfere with the effects of L-carnitine supplementation? Nutrition. 2003 Apr;19(4):337-41.
    4. Bartlett K, Pourfarzam M. Defects of beta-oxidation including carnitine deficiency. Int Rev Neurobiol. 2002;53:469-516.
    5. Brass EP. Supplemental carnitine and exercise. Am J Clin Nutr. 2000 Aug;72(2 Suppl):618S-23S.
    6. Evangeliou A, Vlassopoulos D. Carnitine metabolism and deficit--when supplementation is necessary? Curr Pharm Biotechnol. 2003 Jun;4(3):211-9.
    7. Hoppel C. The role of carnitine in normal and altered fatty acid metabolism. Am J Kidney Dis. 2003 Apr;41(4 Suppl 4):S4-12.
    8. Kelly GS. L-Carnitine: therapeutic applications of a conditionally-essential amino acid. Altern Med Rev. 1998 Oct;3(5):345-60.
    9. Kerner J, Hoppel C. Genetic disorders of carnitine metabolism and their nutritional management. Annu Rev Nutr. 1998;18:179-206.
    10. Llansola M, Erceg S, Hernandez-Viadel M, Felipo V. Prevention of ammonia and glutamate neurotoxicity by carnitine: molecularmechanisms. Metab Brain Dis. 2002 Dec;17(4):389-97.
    11. Miller B, Ahmad S. A review of the impact of L-carnitine therapy on patient functionality in maintenance hemodialysis. Am J Kidney Dis. 2003 Apr;41(4 Suppl 4):S44-8.
    12. Muller DM, Seim H, Kiess W et al. Effects of oral L-carnitine supplementation on in vivo long-chain fatty acid oxidation in healthy adults. Metabolism. 2002 Nov;51(11):1389-91.
    13. Patrick L. Nutrients and HIV: part three - N-acetylcysteine, alpha-lipoic acid, L-glutamine, and L-carnitine. Altern Med Rev. 2000 Aug;5(4):290-305.
    14. Pauly DF, Pepine CJ. The role of carnitine in myocardial dysfunction. Am J Kidney Dis. 2003 Apr;41(4 Suppl 4):S35-43.
    15. Ramsay RR. The role of the carnitine system in peroxisomal fatty acid oxidation. Am J Med Sci. 1999 Jul;318(1):28-35.
    16. Rubin MR, Volek JS, Gomez AL. Safety measures of L-carnitine L-tartrate supplementation in healthy men. J Strength Cond Res. 2001 Nov;15(4):486-90.
    17. Tein I. Carnitine transport: pathophysiology and metabolism of known molecular defects. J Inherit Metab Dis. 2003;26(2-3):147-69.
    18. Vaz FM, Wanders RJ. Carnitine biosynthesis in mammals. Biochem J. 2002 Feb 1;361(Pt 3):417-29.