Camellia sinensis (groene thee)

  • Groene thee wordt al 5000 jaar in China gedronken. Het is van dezelfde plant afkomstig als zwarte thee. Groene thee bladeren worden licht gestoomd voordat ze worden gedroogd, waardoor de fermentatie-enzymen worden geïnactiveerd en fermentatie niet optreedt. Tijdens het fermenteren worden de gezondheidsbevorderende polyfenolen geoxideerd en worden cafeïne en de typische thee-aromastoffen van zwarte thee gevormd. Uit diverse epidemiologische studies naar de consumptie van ongefermenteerde groene thee komen sterke aanwijzingen voor een beschermend effect van groene thee bij een groot aantal aandoeningen.

  • 30-40% van het drooggewicht van groene thee wordt uitgemaakt door de polyfenolen, die hoofdzakelijk voor de gezondheidseffecten verantwoordelijk lijken te zijn. Een gemiddelde kop groene thee bevat 50-150 mg polyfenolen. De polyfenolen in groene thee worden geclassificeerd als flavonoïden van het catechine-type. Typische groene thee catechines zijn onder meer epicatechine, gallocatechine, epigallocatechine en epigallocatechine-gallaat (EGCG). EGCG wordt beschouwd als de meest actieve component en is de best onderzochte inhoudsstof van groene thee.

    Van de polyfenolen in groene thee zijn de volgende eigenschappen aangetoond:

    Antioxidatieve en vrije radicaal-vangende activiteit

    Polyfenolen hebben zeer krachtige antioxidatieve eigenschappen.

    Leverbeschermende werking

    Stimulatie van detoxificatiemechanismen, met name selectieve inductie of stimulatie van fase-I en fase-II metabolische enzymen. Groene thee blijkt in een groot aantal studies de lever te beschermen tegen een grote hoeveelheid toxinen. Deels verantwoordelijk hiervoor zijn de catechinen, die krachtige antioxidanten zijn. Ze remmen de lipide-peroxidatie die door levertoxinen wordt geïnduceerd. Daarnaast blijken catechinen essentieel voor het handhaven van de redox-balans in de cel. De glucuronidatie, de belangrijkste fase-II ontgiftingsreactie in de lever, blijkt veel gemakkelijker te verlopen na toediening van groene thee.

    Antibacteriële en antivirale activiteit

    De polyfenolen in groene thee (met name EGCG en EC) blijken antibacteriële eigenschappen te hebben. Gedacht wordt dat ze bacteriële membranen kunnen beschadigen. Thee (vooral zwarte) is ook gebruikt in de behandeling van diarree en infecties als cholera en tyfus. Ook van groene thee is een effect tegen protozoën en virussen geconstateerd.

    Verder zijn nog bekend van groene thee

    · Werking op serumlipiden

    · Werkingen op hart, bloeddruk en bloedstolling

    · Bloedsuikerverlagende werking

  • Bij Camellia sinensis is er geen sprake van een noodzakelijke aanvoer via voedingsbronnen.

  • Humaan onderzoek heeft aangetoond dat de inname van groene thee extract leidt tot een snelle stijging van polyfenolen, EGCG en andere catechines in de bloedbaan. Indien groene thee extract wordt ingenomen samen met eiwitten daalt de biologische beschikbaarheid van de catechines.

    EGCG en andere catechines worden uiteindelijke grotendeels gemethyleerd en via de urine uitgescheiden. Ook de polyfenolen worden uiteindelijk via de urine terug uitgescheiden.

    De halfwaardetijd van het bestanddeel EGCG is bij mensen ongeveer 5 uur.

  • Bij een medicinale plant kan er niet gesproken worden over dagelijkse behoeftes of symptomen van tekorten.

  • Camellia sinensis kan worden ingenomen in de vorm van thee of een droogextract. Camellia sinensis in de vorm van thee kan dagelijks gebruikt worden ter preventie van allerhande gezondheidsklachten. In therapeutische situaties wordt doorgaans een droogextract ingezet. Een droogextract dient gestandaardiseerd te zijn op een minimale hoeveelheid polyfenolen, catechinen en EGCG.

  • · cardiovasculaire aandoeningen; hypercholesterolemie, atherosclerose

    · infecties (bacterieel en viraal) waaronder COVID-19

    · leverfunctiestoornissen

    · allergieën waaronder allergische rhinitis

  • Camellia sinensisextract mag niet gebruikt worden onder de 18 jaar.

  • Doorgaans worden doseringen tussen de 400 mg en 800 mg droogextract geadviseerd.

  • De maximale dosis ECGC is 800 mg per dag.

    Groene thee-extract is niet geschikt om te consumeren in combinatie met andere groene thee producten of tijdens het vasten.

    Groene thee-extract is niet geschikt voor kinderen onder de 18 jaar, tijdens de zwangerschap of borstvoeding.

    Vraag advies van een arts over het gebruik wanneer gezondheidsklachten optreden.

  • De meest voorkomende neveneffecten van groene thee zijn slapeloosheid, onrust en nervositeit, veroorzaakt door de cafeïne in groene thee. Het stimulerende effect van groene thee is echter duidelijk minder dan dat van koffie. Gemiddeld bevat een kop groene thee 50 mg cafeïne. Koffie kan tot 150 mg cafeïne bevatten.

    Andere bijwerkingen van groene thee zijn, ook in hoge doseringen, niet geconstateerd. Ook de 5000 jaar lange ervaring met het drinken van groene thee heeft geen bijwerkingen aan het licht gebracht.

  • Interacties met reguliere of natuurgeneesmiddelen zijn mogelijk. Raadpleeg hiervoor een deskundige.

  • Green tea. Altern Med Rev 2000 Aug;5(4):372-5 2000; 5: 372-375.

    Brown MD. Green tea (Camellia sinensis) extract and its possible role in the prevention of cancer. Altern Med Rev 1999; 4: 360-370.

    Hamilton-Miller JM. Anti-cariogenic properties of tea (Camellia sinensis). J Med Microbiol 2001 Apr;50(4):299-302 2002; 50: 299-302.

    Hayashi K, Sagesaka YM, Suzuki T, Suzuki Y. Inactivation of human type A and B influenza viruses by tea-seed saponins. Biosci Biotechnol Biochem 2000 Jan;64(1):184-6 2002; 64: 184-16.

    Higashi-Okai K, Yamazaki M, Nagamori H, Okai Y. Identification and antioxidant activity of several pigments from the residual green tea (Camellia sinensis) after hot water extraction. J UOEH 2001 Dec 1;23(4):335-44 2002; 23: 335-44.

    Katiyar SK, Mukhtar H. Tea antioxidants in cancer chemoprevention. J Cell Biochem Suppl 1997; 27: 59-67.

    Luper S. A review of plants used in the treatment of liver disease: part two. Altern Med Rev 1999; 4: 178-188.

    Mitscher LA, Jung M, Shankel D, Dou JH, Steele L, Pillai SP. Chemoprotection: a review of the potential therapeutic antioxidant properties of green tea (Camellia sinensis) and certain of its constituents. Med Res Rev 1997; 17: 327-65.

    Otake S, Makimura M, Kuroki T, Nishihara Y, Hirasawa M. Anticaries effects of polyphenolic compounds from Japanese green tea. Caries Res 1991; 25: 438-43.

    Rasheed A, Haider M. Antibacterial activity of Camellia sinensis extracts against dental caries. Arch Pharm Res 1998; 21: 348-52.

    Shim JS, Kang MH, Kim YH, Roh JK, Roberts C, Lee IP. Chemopreventive effect of green tea (Camellia sinensis) among cigarette smokers. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev 1995; 4: 387-91.

    Tewari S, Gupta V, Bhattacharya S. Comparative study of antioxidant potential of tea with and without additives. Indian J Physiol Pharmacol 2000 Apr;44(2):215-9 2002; 44: 215-29.

    Weisburger JH. Tea and health: a historical perspective. Cancer Lett 1997; 114: 315-37.

    Yang CS, Chung JY, Yang G, Chhabra SK, Lee MJ. Tea and tea polyphenols in cancer prevention. J Nutr 2000 Feb;130(2S Suppl):472S-478S 2002; 130: 472S-478S.

    Yang CS, Chung JY, Yang GY, Li C, Meng X, Lee MJ. Mechanisms of inhibition of carcinogenesis by tea. Biofactors 2000;13(1-4):73-9.